Ver terug in de geschiedenis

Het verhaal over de oorsprong van Aurea (Babs) Reutens voert terug in de tijd naar de geboorte van Claudio da Silva in 1860 te Macao, zoon van Claudio Jose da Silva sr. Van origine kwam deze ‘Da Silva’ -tak van de familie uit Portugal, uit Belém. Het verhaal gaat dat na het eerste huwelijk met vijf kinderen de vrouw van Claudio overleed. Drie van deze kinderen waren toen al op jonge leeftijd overleden. Toen Claudio op zoek ging naar een echtgenote en moeder voor zijn kinderen, een vrouw die zelf geen kinderen meer zou krijgen, bemiddelde de pastoor. Na twee bewezen kinderloze huwelijken dacht de pastoor met Mary Jean Cornelius, uit Malakka, een goede kandidaat in te brengen. Niets was minder waar. Uit het huwelijk van Mary Jean en Claudio werden alsnog 12 kinderen geboren, waaronder dochter Aurea Melinda in 1901.

de familie da Silva, Kerst 1927

de familie Da Silva, Kerst 1927

Familiestad Singapore

Aurea Melinda groeide op in het Singapore dat zich toen tot een belangrijke havenstad ontwikkelde. Er woonden met name veel Chinezen. De tweede bevolkingsgroep, vooral in het centrum te vinden, waren de Engelsen. De Euraziaten, een in grootte groeiende derde groep, vestigden zich iets verderop, in een gebied een eindje van het centrum. Een betrekkelijk rustige plek toen om te wonen. Aldus ontstond daar de Euraziatische enclave, met onder andere de straat St. Michael’s Road. Claudio da Silva was aanvankelijk financieel directeur van een vooraanstaande Singaporese krant, later vervulde hij belangrijke posities op financieel terrein in het bankwezen.

Na haar jeugd startte Aurea met het werken aan de lagere school. Maar ze was ook op andere terreinen actief, in het verenigingsleven bijvoorbeeld. In de loop der jaren bouwde Aurea Melinda daarnaast, in de gegoede kringen van Singapore, naam en faam op met het organiseren van grootse feesten.

Ook Esmond Anthony Reutens groeide op in St. Michael. Hij handelde in auto-onderdelen. De ouders van Esmond hadden hun wortels in Penang – Maleisië – liggen, ook een handelsstad. Door economische maatregelen was de handel in deze stad teruggelopen, waardoor de familie met drie zoons zich genoodzaakt had gezien te verhuizen, om hun fortuin elders te zoeken. Aldus had de vader van Esmond zich samen met een aantal broers in Singapore gevestigd. Aurea en Esmond leerden elkaar in St Michael’s Road kennen en trouwden in 1924.

Op 23 mei 1925 werd uit dit huwelijk Aurea Maria Theresa Reutens geboren. Een jaar later kreeg ze er een broer bij, John Elmo. Aurea was haar officiële naam, deze naam veranderde in het dagelijkse leven naar Babs. Ze was van haar vroege jeugd tot haar latere leven dik bevriend met haar nicht Dolly, die vlakbij woonde, om de hoek van  St Michael’s Road . Dolly en Aurea: de een klein en fragiel zoals een pop, vandaar de nickname Dolly, de ander net iets voller, zoals een baby, vandaar de naam Babs.

De liefde tussen moeder Aurea Melinda en vader Esmond was een kort leven beschoren en doofde na een paar jaar. Er kwamen geen andere broers of zusters meer bij. De jeugd van Babs speelde zich tot haar 16e jaar af in Singapore. Opgroeien in haar familie in Singapore ten tijde van de dertiger jaren, betekende voor Babs opgroeien in de Euraziatische cultuur, waarin sporen van de Europese achtergronden zich hadden gemengd met de Aziatische. Daarnaast was de Engelse en Chinese cultuur alom aanwezig in haar directe leefomgeving, naast Maleisische en Indiase invloeden. Singapore toonde zich zowel in het verleden als in de huidige tijd een stad waar veel culturen vreedzaam samenleven. Dát ondanks de aanzienlijke verschillen in die culturen. Een achtergrond die Babs, over de zeeën heen, met zich mee zou dragen. Een andere zijde van de daar heersende cultuur, de uitwassen van en met name de achterstelling door de Engelsen geïntroduceerde klasse- en standsverschil, was hardnekkig. Dit eindigde met de dekolonisatie van Singapore na de Tweede Wereldoorlog.

 

Over leven in de oorlog in Nederlands Indië

Bij de dreigende inval van Singapore door de Japanse macht in 1942, vluchtte het jonge gezin de stad uit. Nicht Dolly was vlak voor de oorlog getrouwd, op 16 jarige leeftijd, en het lukte haar naar India te ontkomen. Babs ging in gezelschap van een oom, zijn vrouw en haar broer John Elmo op de boot naar Java. Haar vader was al daar, in Batavia, om een onderneming in automaterialen op te zetten. Over het lot van moeder Aurea was lange tijd onzekerheid. Pas na de oorlog kwam de familie te weten wat haar was overkomen.

Toen de oorlog uitbrak werkte moeder Aurea namelijk behalve als onderwijzeres ook nog als vrijwilligster bij het Rode Kruis. Ze wilde haar werk daar afmaken alvorens, een paar dagen later, ook naar Indonesië af te reizen, haar kinderen achterna. Juist in die luttele dagen verhevigde de oorlogssituatie rond Singapore. De geplande uitvlucht over zee naar Indonesië bleek daardoor niet meer mogelijk, zodat als enige mogelijkheid de Noordelijke route over water restte. Toen het schip, de SS Kuala, daar voer, bombardeerden de Japanners het schip met vluchtelingen, waar Aurea Melinda er een van was. Een aantal overlevenden, waaronder Aurea, raakten aan land op het Pom Pom Island. In een zoektocht naar eten en overleven raakte zij met een lotgenote aan de andere kant van het eiland, waar de twee door een andere boot werden opgepikt. Een schip dat ook niet gespaard bleef, want niet veel later werd ook deze gebombardeerd en is toen vergaan. Dat was 13 februari 1942. Van Aurea Melinda da Silva is nooit meer iets vernomen.

In de tijden die volgden na de aankomst van Babs zelf in Batavia, overleed haar tante, en kwam haar oom in een Jappenkamp terecht. Net zoals Esmond, de vader van Babs, daar waarschijnlijk ook terecht kwam. Het feit dat zij beiden van het ene op het andere moment verdwenen waren, duidt daar op.
Afkomstig uit een gegoede en gefortuneerde familie kon Babs een woning betrekken vlakbij een Ursulinenklooster in Buitenzorg. Het is achteraf onduidelijk wat haar gevormd heeft in Indonesië. Babs sprak eigenlijk nooit over wat ze had meegemaakt in die tijd, al sprak ze wel af en toe over ‘die Jappen’.

Opgroeien in Duitsland en Nederland

In deze tijd in de geschiedenis was Henri van Haren verwikkeld in het heftige strijdtoneel dat zich afspeelde in Timor. Hij was daar terechtgekomen als KNIL-militair. Op dat moment diende hij al 17 jaar voor het Nederlandse leger. Een carrière die lang daarvoor in Nijmegen begon.

Voor dat verhaal gaan we terug naar de 19e eeuw, naar Keent, een buurtschap in de omgeving van Ravenstein. De vader van Henri was de jongste telg uit een groot molenaarsgezin. Na een noodlottig ongeluk van een knecht, die de grootvader van Henri daar verantwoordelijk voor stelde, moest deze laatste de molen verkopen. Voor de jongste zoon zat er toen niets anders op dan zijn spullen te pakken en zich als molenaarsknecht aan te bieden. Zo zwierf hij door de streek tot hij in Heesch en later Nijmegen terecht kwam. De vader en moeder van Henri ontmoetten elkaar in Wamel. Na het huwelijk in 1908 vertrokken zij naar Duitsland, waar vader in de buurt van Düsseldorf de kost verdiende met het werk op het land of in de fabriek. Daar werd Henri geboren, op 12 juni 1909 in Ratingen. Hierna zouden nog 3 kinderen volgen.

Henri was inmiddels 11 jaar toen het gezin terugkeerde naar Nederland, naar Nijmegen. Daar betrokken ze een woning aan de Bilderdijkstraat. De aansluiting bij het Nederlandse onderwijs was lastig voor Henri. Zowel in de Nederlandse taalvaardigheden als in de verworven algemene kennis schortte het, zodat, puur praktisch, een technische opleiding voor hem de beste keuze leek. Een periode diende zich aan waarin hij ongelukkig was.

Henri met zijn regiment van de Prins Hendrikkazerne

Henri met zijn regiment van de Prins Hendrikkazerne

 

Gewend aan het leven in Duitse dorpjes, viel de stadse en ook nog eens Nederlandse mentaliteit niet mee. Bovendien bleef de taal een stevige barrière, terwijl Henri ondertussen zwaar onder zijn eigen kunnen de LTS-opleiding deed. Vanuit het klaslokaal van de LTS aan de Nieuwe Marktstraat, zag hij in die jaren de militairen langs de school voorbijgaan, onderweg tussen station en kazerne. In de loop der jaren leerde hij de verhalen kennen over hun werk en de reizen naar het verre Oosten. Henri slaagde in augustus 1926 voor de opleiding Machine Bankwerken en ging aan het werk. Maar een echte droom kwam pas tot werkelijkheid toen op 30 april 1928 startte met zijn militaire opleiding aan de Prins Hendrikkazerne in Nijmegen. Na zes maanden basisopleiding voor de Koloniale Reserve zette hij, als kanonnier 2e klasse, koers naar het toenmalige Nederlands-Indië. Hier was hij pas goed op zijn plek en binnen deze omgeving promoveerde hij razendsnel.

Als militair aan het werk in “de Oost”

In deze eerste periode, het zal rond 1931 zijn geweest, ontmoette hij in Java zijn eerste vrouw, Yat. Ze trouwden, maar het boterde niet echt tussen Henri en zijn vrouw. Het feit dat Henri in 1934 in zijn eentje een jaar op verlof ging naar Nederland zegt veel. De jaren daarna was er ook nagenoeg geen contact meer, tot aan 1947, het jaar dat Henri met Babs in het huwelijk trad.
Henri diende al zo’n 13 jaar voor het KNIL toen hij in 1941 met zijn compagnie naar het destijds Portugese eiland Timor trok. Samen met Australische troepen verdedigden ze het eiland tegen een Japanse inval. Timor was van groot strategisch belang voor zowel de Australiërs als de Japanners. Het werd een hevige strijd in de bushbush.  Na 10 maanden waren de Nederlandse en Australische troepen zodanig uitgedund en de aanwezigheid van de Jappen zo oppermachtig, dat de aftocht geblazen werd. De manschappen, althans wat daar nog van over was, trokken zich terug in Australië.

Op 29 oktober 1942 kende Koningin Wilhelmina hem hiervoor het Bronzen Kruis toe, wat ze hem vervolgens in 1943 in Australië opspeldde.

Tot zover dit fragment uit ‘een portret van een huwelijk’

 

Contact




 

­

 






© 2015 – Anna Bakker, levensverhalen.nu